Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Non conformiteit geleverde kavels. Schending mededelingsplicht van de gemeente over de bij haar bekende mogelijkheid van verzakking van de verkochte percelen grond. Vordering tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat, toegewezen.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer 200.007.828

(zaak-/rolnummer rechtbank 136663/HA ZA 06-183)

arrest van de derde civiele kamer van 26 mei 2009

inzake

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

De Genestet Onroerend Goed B.V.,

gevestigd te Rozendaal

2. [appellant sub 2],

wonende te [woonplaats],

appellanten,

advocaat: mr. J.P.A. Greuters,

tegen:

de publiekrechtelijke rechtspersoon

Gemeente Rheden,

zetelende te De Steeg, gemeente Rheden,

geïntimeerde,

advocaat: mr. A.T. Bolt.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 17 mei 2006 en 19 maart 2008 die de rechtbank Arnhem tussen appellanten (hierna gezamenlijk ook te noemen: De Genestet c.s.) als eisers en geïntimeerde (hierna ook te noemen: de gemeente) als gedaagde heeft gewezen; van het laatstgenoemde vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

De Genestet c.s. hebben bij exploot van 10 juni 2008 de gemeente aangezegd van het eindvonnis van 19 maart 2008 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van de gemeente voor dit hof.

2.2

Bij datzelfde exploot hebben De Genestet c.s. drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, hebben zij bewijs aangeboden en een nieuwe productie in het geding gebracht. Zij hebben gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, de vorderingen van De Genestet c.s. alsnog integraal zal toewijzen, met veroordeling van de gemeente in de kosten van beide instanties en met bepaling dat, indien niet veertien dagen na dagtekening van het arrest aan de proceskostenveroordeling is voldaan, daarover wettelijke rente verschuldigd zal zijn.

2.3

Bij memorie van antwoord heeft de gemeente de grieven bestreden, heeft zij bewijs aangeboden en producties in het geding gebracht. Zij heeft geconcludeerd dat het hof De Genestet c.s. niet-ontvankelijk in hun hoger beroep althans dit hoger beroep ongegrond zal verklaren, met bekrachtiging – zonodig onder verbetering van gronden – van het bestreden vonnis, met veroordeling van De Genestet c.s. in de kosten van het hoger beroep.

2.4

Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.

3 De vaststaande feiten

3.1

Tussen partijen staan in hoger beroep als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde producties dan wel als door de rechtbank vastgesteld en in hoger beroep niet bestreden, de navolgende feiten vast.

3.2

In 1995 heeft de gemeente het initiatief genomen tot ontwikkeling van het bedrijventerrein [bedrijventerrein] in de uiterwaarden van de IJssel nabij het Velperbroek-circuit in Velp. De gemeente heeft in dat verband opdracht gegeven tot een drietal onderzoeken. [vennootschap 1] (hierna: [vennootschap 1]) heeft een studie gedaan naar de haalbaarheid van de realisatie van bedrijventerrein [bedrijventerrein] (hierna: [bedrijventerrein]) en zij heeft daarover op 13 september 1996 gerapporteerd. De afdelingen milieu en verkenning van Grondmechanica Delft hebben beide geotechnisch en geohydrologisch onderzoek uitgevoerd, waarover zij in maart respectievelijk juli 1997 hebben gerapporteerd.

In augustus 1998 is het Projectplan Bedrijventerrein [bedrijventerrein] vastgesteld. Dat plan voorzag in de uitgifte van bouwkavels op [bedrijventerrein].

3.3

In het rapport van [vennootschap 1] is onder meer het volgende vermeld:

“9. ASPECTEN BOUWRIJPMAKEN

9.1

Grondmechanische aspecten

9.1.1

Algemeen

Door het aanbrengen van ophogingen en/of grondverbeteringen zal met name in de veenlagen een zettingsproces in gang worden gezet. (…) De berekende zettingen betreffen theoretische eindzettingen en zullen pas na een periode van 30 jaar worden bereikt. Het zettingsproces kan in het algemeen, vooral in de eerste jaren, worden versneld door het aanbrengen van drainage in de samendrukbare lagen en het eventueel aanbrengen van een tijdelijke overhoogte. (…) Het veen is in het gehele plangebied van [bedrijventerrein] aangetroffen met uitzondering van het zuidoostelijke deelgebied. Uit de bijlage 5 is af te leiden dat ter plaatse van de representatieve onderzoekspunten de dikte van de veenlaag vrijwel overal 0,5 a1,0 m bedraagt. In de directe omgeving van boring 25 (noordwestelijk deel plangebied) is een maximale dikte van 2,5 m aangetroffen. Aangezien de relatief dikke samendrukbare veenlagen slechts plaatselijk zijn aangetroffen dient rekening te worden gehouden met het optreden van relatief grote zakkingsverschillen aan het maaiveld als gevolg van bijvoorbeeld wegaanleg en de verkeersbelastingen. Voor het deelgebied rondom de boring 25 kan ter compensatie de toepassing van een voorbelasting worden overwogen teneinde de zakkingen en met name de zakkingsverschillen te beperken.

(…)

9.1.4

toepassen voorbelasting

Door het aanbrengen van een tijdelijke extra belasting, een voorbelasting, kan het zettingsproces, bijvoorbeeld ter plaatse van toekomstige wegverhardingen, worden versneld. (…)”

3.4

Het door Grondmechanica Delft opgestelde “Geohydrologisch en Geotechnisch onderzoek ‘[bedrijventerrein]’ te Rheden” (juli 1997) vermeldt onder meer het volgende.

“6.1 Om het terrein te ontsluiten is een toegangsweg geprojecteerd. Daarnaast zullen gedeelten van het terrein als parkeerterrein worden gebruikt. Ten gevolge van het eigen gewicht van de weg zullen deze, gezien de grote samendrukbaarheid van de ondergrond, een zakking ondergaan. Uit de boringen en sonderingen blijkt dat zowel de dikte alsook de samenstelling van het samendrukbare pakket sterk varieert. Hierdoor zullen zakkingen over het terrein verschillen.

(..)

8. Conclusies en aanbevelingen

(…) Met het oog op de zettingsgevoeligheid van wegen en parkeerterreinen wordt in overweging gegeven om voorafgaand aan de aanleg een voorbelasting aan te brengen. De daarvoor aan te brengen overhoogte kan zo nodig worden verwijderd en worden gebruikt voor het ophogen van terreingedeelten.”

3.5

Bij overeenkomst van augustus 2000 heeft De Genestet het bouwterrein gelegen op [bedrijventerrein], kavelnummers 19 en 20 ([adres]) gekocht, welke kavels zijn geleverd bij akte van 19 juni 2001. [appellant sub 2] heeft in oktober 2001 van de gemeente het bouwterrein op [bedrijventerrein], kavelnummer 31 ([adres]), gekocht, welke kavel is geleverd bij akte van 13 december 2001.

In de beide leveringsakten is opgenomen dat tussen partijen in aanvulling op de koopovereenkomst is overeengekomen dat de koper een gedeelte van het bouwrijp maken van de grond voor eigen rekening zal laten uitvoeren. In verband met deze aanvullende afspraak is de koopsom telkens met een bedrag verminderd.

3.6

Op de koopovereenkomsten zijn de Algemene Uitgiftevoorwaarden Bedrijventerrein [bedrijventerrein] 1999 (AUBB 1999) van toepassing. De leden 2 en 3 van artikel 25 AUBB 1999 luiden:

“2. Wederpartij heeft kennis genomen van de aanvullende technische voorschriften, zoals deze aan de AUBB zijn gehecht.

3. Wederpartij verplicht zich haar bouwplan te ontwikkelen en te realiseren in overeenstemming met voornoemde aanvullende technische voorschriften, zulks op verbeurte van een direct opeisbare boete van f. 50.000,- (…) per overtreding, ten behoeve van de gemeente.”

In de bijlage bij artikel 25 staat onder ‘aanleghoogten’ onder meer:

“Terreinhoogte kavels in de eindsituatie (gebruiks-/woonrijp fase): NAP + 11,05 m (…).

De kavels worden in de bouwrijp fase circa 0,3 m lager opgeleverd (NAP + 10,75 m (terp), of NAP + 10,15 m (wegpeil). De reden hiervan is dat voor de aanleg van verhardingen en het graven van bouwputten humeuze grond vrijkomt. Met deze vrijkomende grond kan de bouwer/eigenaar het onverhard terrein op de kavels afwerken op het gewenste niveau (NAP + 11,05 m of NAP + 10,45 m) of de bouwer/eigenaar zal de grond van de kavels moeten afvoeren.

Door de bouwer dient er rekening mee te worden gehouden dat de uit te geven terreinen aan zettingen onderhevig zullen zijn. Bij de bouw en het aanbrengen van verhardingen dient men daarmede rekening te houden.”

In die bijlage staat onder ‘fundering’ onder meer:

“Ten behoeve van de fundatie van de (bedrijfs)gebouwen moet aanvullend geotechnisch onderzoek worden verricht. Hierbij zijn de navolgende normen van toepassing [volgen NEN-normen voor terreinonderzoek, laboratoriumonderzoek en funderingsadvies, hof]”.

3.7

In oktober 2000 heeft de architect van De Genestet aan een ingenieursbureau opdracht gegeven tot het maken van een overzicht van onder meer het benodigde aantal heipalen voor de fundering van de bebouwing. In opdracht van [appellant sub 2] heeft [vennootschap 2] geotechnisch onderzoek verricht op de bouwkavel van [appellant sub 2], waarover op 29 oktober 2001 is gerapporteerd.

3.8

Op enig moment zijn zich verzakkingen gaan voordoen op de terreinen van De Genestet en [appellant sub 2]. Zij hebben [adviseurs] (hierna: [adviseurs]) opdracht gegeven onderzoek te doen naar de maaiveldverzakkingen. [adviseurs] heeft hierover gerapporteerd op 19 november 2004.

3.9

De gemeente heeft in de periode dat partijen een mediationtraject doorliepen, door [ingenieurs] onderzoek laten verrichten naar de op de percelen van De Genestet en [appellant sub 2] opgetreden verzakkingen. In het door [ingenieurs] opgestelde rapport is op p. 6 onder meer vermeld:

“De opgetreden samendrukking van de klei- en veenlagen heeft een zakking van de bestrating veroorzaakt. Doordat de bedrijfsgebouwen op palen zijn gefundeerd hebben deze geen zakking ondergaan. Hierdoor is een geleidelijk toenemend hoogteverschil ontstaan tussen de bestrating en de vloeren van de bedrijfsgebouwen. De zakking van de gedeelten van de bestrating die eenmalig zijn aangelegd en niet is “opgehaald”, is afgeleid uit hoogtemetingen van enkele representatieve terreinpunten van de bestrating (…):

- bij bedrijventerrein [adres] bedraagt de zakking circa 0,15 m tot circa 0,25 m;

- bij bedrijventerrein [adres] bedraagt de zakking circa 0,20 m tot circa 0,30 m. (…)

De resterende zakking van de huidige bestrating (die eenmalig is aangelegd) zal op basis van de resultaten van het rapport van [vennootschap 1] en het rapport van Geodelft naar verwachting maximaal respectievelijk circa 0.04 m tot circa 0,06 m bedragen

(…)

5. conclusies

De bestratingen zijn in combinatie met een ophoging aangelegd (onder afschot) en aansluitend op de vloerhoogte van de bedrijfsgebouwen. Hierbij zijn geen (voorbedachte) maatregelen genomen om verzakking van de bestratingen als gevolg van samendrukking van de klei- en veenlagen in de ondergrond te beperken. Doordat de terreinophogingen naar schatting een half jaar eerder zijn aangebracht voordat de definitieve bestratingen zijn aangelegd is wel enige voorbelasting van de samendrukbare klei- en veenlagen opgetreden, maar dit is onvoldoende geweest om het ontstane hoogteverschil tussen vloerpeil en bestrating te voorkomen.

De opgetreden verzakking van de bestrating had in belangrijke mate voorkomen kunnen worden door het toepassen van een voorbelasting ter plaatse van de ophogingen voor de aanleg van de bestratingen rondom de bedrijfsgebouwen. Hierbij had dan een extra hoogte zand (of grond) moeten worden toegepast boven op de benodigde laagdikte zand voor ophoging en compensatie van de verwachte zetting. Deze extra ophoging dient ervoor om de verwachte samendrukking van de klei- en veenlagen in relatief korte tijd te laten optreden.”

4 De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1

In deze procedure vorderen De Genestet c.s., samengevat, schadevergoeding althans wijziging van de koopovereenkomsten in de vorm van koopprijsvermindering in verband met de schade als gevolg van de opgetreden verzakkingen. Zij hebben aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat de geleverde kavels gezien de (omvang van de) opgetreden verzakkingen niet aan de overeenkomst beantwoorden, in welk verband zij tevens stellen dat de gemeente haar mededelingsplicht heeft geschonden door niet voorafgaand aan de koopovereenkomsten de hiervoor onder 4.2 vermelde rapporten aan de kopers ter beschikking te stellen althans de kopers niet te waarschuwen in verband met hetgeen uit die rapporten blijkt over de te verwachten verzakkingen en de kopers in kennis te stellen van de in die rapporten genoemde maatregelen die nodig zijn om de gevolgen van die verzakkingen bij het bouwrijp maken te beperken. Zij hebben zich voorts op (wederzijdse) dwaling beroepen.

De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen, waartoe zij heeft overwogen dat uit de toepasselijke voorwaarden (AUBB 1999) blijkt dat de gemeente erop heeft gewezen dat de kavels zullen verzakken en dat daarmee rekening moet worden gehouden bij de bouw en aanleg van de verhardingen, terwijl gesteld noch gebleken is dat de verzakkingen waarvoor is gewaarschuwd geringer zouden zijn dan de opgetreden verzakkingen. Ook gezien de ligging van de kavels in de uiterwaarden van de IJssel konden zakkingen worden verwacht, aldus de rechtbank.

4.2

Met grief 1 komen De Genestet c.s. op tegen het oordeel van de rechtbank dat gelet op de AUBB 1999 niet kan worden gezegd dat de kavels niet aan de overeenkomsten beantwoorden. Grief 2 is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de gemeente geen op haar rustende mededelingsplicht heeft geschonden. Grief 3 keert zich tegen de overweging van de rechtbank dat ook gezien de ligging van de kavels in de uiterwaarden verzakkingen konden worden verwacht. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.3

Het hof oordeelt als volgt. Art. 7:17 lid 2 BW bepaalt dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.

4.4

In dit geval heeft de gemeente in de AUBB erop gewezen dat door de bouwer er rekening mee moet worden gehouden “dat de uit te geven terreinen aan zettingen onderhevig zullen zijn” en dat daarmee “bij de bouw en het aanbrengen van verhardingen” rekening moet worden gehouden.

De Genestet c.s. hebben aangevoerd dat de gemeente, gelet op de bij haar op grond van de rapporten van [vennootschap 1] en Grondmechanica Delft aanwezige kennis over de omvang van de verzakkingen, deze aan De Genestet c.s. had moeten meedelen.

4.5

Uit het rapport [vennootschap 1] blijkt, dat zich “relatief grote zakkingsverschillen aan het maaiveld” kunnen voordoen. Uit het rapport [ingenieurs] van 2007 blijkt dat de op dat moment gemeten verzakkingen op de percelen van De Genestet en [appellant sub 2] liggen tussen 0,15 en 0,25 m ([adres]) en 0,2 tot 0,3 m ([adres]), terwijl de verzakkingen – waarvan ook de rapporten [vennootschap 1] en Grondmechanica Delft uitgaan – bezien over een periode van 30 jaar toenemen.

Naar het oordeel van het hof moesten De Genestet en [appellant sub 2] op grond van de mededeling in de AUBB, dat rekening moet worden gehouden met “zettingen”, weliswaar met enige zetting/zakking rekening houden, maar behoefden zij niet te verwachten dat verzakkingen zouden optreden in de omvang waarin die zich uiteindelijk op hun percelen hebben voorgedaan en verder nog zullen voordoen.

Dát zich een zodanige verzakking op de verkochte percelen zou kúnnen voordoen, was bij de gemeente op grond van de rapporten [vennootschap 1] en Grondmechanica Delft op zichzelf bekend. Naar het oordeel van het hof was de gemeente als verkoper van percelen grond gehouden deze bij haar aanwezige kennis over de mogelijk op te treden verzakkingen aan deze kopers mee te delen. Daaraan doet niet af dat, zoals de gemeente heeft aangevoerd, in het rapport Grondmechanica Delft (blz. 15) is vermeld dat de uit de boringen en sonderingen blijkt dat zowel de dikte alsook de samenstelling van het samendrukbare pakket sterk varieert en dat hierdoor zakkingen over het industrieterrein zullen verschillen. De Gemeente was, gelet op de specifieke bij haar aanwezige kennis, van haar mededelingsplicht ook nog niet ontslagen door het enkele feit dat het industrieterrein ‘[bedrijventerrein]’ in de uiterwaarden was gesitueerd.

Uit het voorgaande volgt dat de aan De Genestet c.s. verkochte percelen niet de eigenschappen bezitten die De Genestet c.s. op grond van de respectieve koopovereenkomsten mochten verwachten.

4.6

Daarbij komt het volgende. De rapporten [vennootschap 1] en Grondmechanica Delft bevatten ook specifieke aanbevelingen voor het bouwrijp maken van de percelen, in het bijzonder om de te verwachten zettingen/zakkingen te beperken en te versnellen door middel van een, van de duur van de voorbelasting afhankelijke, extra ophoging (overhoogte).

De gemeente heeft in dit verband aangevoerd dat – in verband met de duur van de bouw van de bedrijfsgebouwen – de grond feitelijk gedurende een half jaar is voorbelast. Uit het in zoverre niet bestreden rapport van [ingenieurs] blijkt echter dat deze voorbelasting niet voldoende is geweest en dat de bij De Genestet en [appellant sub 2] opgetreden verzakkingen nu juist in belangrijke mate voorkomen hadden kunnen worden door het toepassen van een voorbelasting met toepassing van een extra hoogte (overhoogte) zand (of grond) boven op de benodigde laagdikte zand voor ophoging en compensatie van de verwachte zetting, teneinde de verwachte samendrukking van de klei- en veenlagen in relatief korte tijd te laten optreden (zie hiervoor, rov. 3.9). Een zodanige voorbelasting onder gebruik van een zogenoemde overhoogte wordt ook aanbevolen in de rapporten [vennootschap 1] en grondmechanica Delft. In het rapport [vennootschap 1] wordt bovendien gespecificeerd aangegeven welke omvang de aan te brengen overhoogte in verband met de voorbelastingstijd zou moeten hebben en welke controlemaatregelen moeten worden genomen – “omdat zettingen nooit exaxt zijn te voorspellen” – voor het verkrijgen van een goede nulstand.

Toen – op verzoek van de gemeente – partijen bij de levering alsnog zijn overeengekomen dat niet de gemeente maar De Genestet respectievelijk [appellant sub 2] zelf de grond bouwrijp zouden maken, had het naar het oordeel van het hof op de weg van de gemeente gelegen

– mede in verband met de bij haar aanwezige kennis over de mogelijk op te treden (omvang van) de te verwachten zettingen – om in verband met die nadere afspraak, deze specifieke kennis met De Genestet c.s. te delen, hetgeen zij heeft nagelaten.

4.7

Aan het voorgaande doet niet af dat de gemeente bij de uitgifte van de kavels aan de kopers heeft opgedragen voor de fundering van de gebouwen geotechnisch onderzoek te laten verrichten. Dit onderzoek was immers niet gericht op het bouwrijp maken van het terrein maar op de fundering van de gebouwen. De gemeente heeft ook onvoldoende gesteld dat uit dit onderzoek zou zijn gebleken en ook voor De Genestet c.s. duidelijk moet zijn geweest dat zij bij het bouwrijp maken van het terrein de aanbevelingen zoals vermeld in de rapporten [vennootschap 1] en Grondmechanica Delft in acht had moeten nemen.

4.8

De grieven 1 tot en met 3 slagen derhalve.

4.9

Voldoende aannemelijk is dat De Genestet c.s., indien zij door de gemeente op de hoogte waren gesteld van de aanbevelingen in verband met de mogelijk te verwachten zettingen/zakkingen, deze zouden hebben opgevolgd, in welk geval – zoals in het rapport van [ingenieurs] is geconcludeerd – de opgetreden zettingen/verzakkingen in belangrijke mate zouden zijn voorkomen.

4.10

De gemeente heeft naar aanleiding van het rapport [ingenieurs] nog aangevoerd dat de opgetreden zettingen/zakkingen geheel of gedeeltelijk (mede) het gevolg zijn van door De Genestet c.s. gemaakte fouten bij het bouwrijp maken van het terrein.

Voorzover de gemeente hierbij doelt op de verzakkingen langs de gevels van de bedrijfsgebouwen, verwerpt het hof dit betoog. Uit het rapport van [ingenieurs] blijkt immers dat de extra verzakkingen langs de gevels indirect verband houdt met de zakking van de zandlaag. In ieder geval voorzover die laatste zakking het gevolg is van het ontbreken van een voldoende voorbelasting, moet dit derhalve aan de tekortkoming van de gemeente worden toegeschreven.

4.11

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de gemeente – toerekenbaar – is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de desbetreffende koopovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen. Zij is jegens De Genestet c.s. derhalve tot schadevergoeding gehouden.

4.12

Wat de omvang van deze schadevergoedingsplicht betreft, overweegt het hof als volgt. Hiervoor (rov. 4.5) is al overwogen dat De Genestet c.s. rekening moesten houden met enige mate van zetting, maar niet met de zakkingen in de omvang waarin die zich uiteindelijk hebben voorgedaan. Voorts blijkt uit de rapporten [vennootschap 1] en [ingenieurs] dat ook bij inachtneming van een extra voorbelasting niet alle zakkingen/zettingen zouden zijn voorkomen.

De door De Genestet c.s. gevorderde specifieke bedragen in verband met het verrichte herstel berusten, zo begrijpt het hof, op het uitgangspunt dat de gemeente gehouden zou zijn alle schade in verband met de opgetreden zakkingen/zettingen te vergoeden, welk uitgangspunt blijkens het voorgaande onjuist is. Niet alleen moesten De Genestet c.s. met enige mate van zetting rekening houden, maar bovendien moet worden aangenomen dat een deel van de zakkingen/zettingen toch zou zijn opgetreden, terwijl tenslotte met een restzetting van 10 procent moet worden gerekend.

4.13

Wel volgt uit het voorgaande dat aannemelijk is dat De Genestet c.s. schade (kunnen) hebben geleden als gevolg van de tekortkoming van de gemeente, nu blijkens het rapport [ingenieurs] de opgetreden zettingen/zakkingen indien de aanbevelingen voor een (voldoende) voorbelasting van het terrein waren opgevolgd, voor een groot deel niet zouden zijn opgetreden.

De vordering van De Genestet c.s. tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat, is daarom toewijsbaar. Het verdere debat over de toerekening van de schade aan deze tekortkoming van de gemeente zal in de schadestaatprocedure kunnen worden gevoerd.

4.14

De gemeente heeft nog, met een beroep op het rapport [ingenieurs], gesteld dat de opgetreden verzakkingen ten dele het gevolg zijn van een onvoldoende verdichting van de aangebrachte zandlaag.

Anders dan de gemeente kennelijk wil betogen, blijkt uit dit rapport niet dat [ingenieurs] deze – volgens het rapport overigens geringe (0,05 m) – “in principe mogelijke” oorzaak van zakkingen/zettingen in het onderhavige geval ook heeft vastgesteld. Het rapport [ingenieurs] vermeldt verder dat het ophoogzand in dit geval in principe wel verdicht moet zijn geweest, omdat anders het aanbrengen van de puinfundering niet mogelijk was geweest. Bij antwoordakte hebben De Genestet (kennelijk) de stelling dat het zand onvoldoende verdicht was bestreden onder overlegging van een brief van [persoon 1] van [adviseurs], volgens wie deze oorzaak kan worden verwaarloosd.

In de schadestaatprocedure kan ook dit punt in het debat over de toerekening van de schade aan de tekortkoming van de gemeente, worden meegenomen.

5 Slotsom

De grieven slagen, zodat het bestreden vonnis moet worden vernietigd. De vordering van De Genestet c.s. zal worden toegewezen in dier voege dat de gemeente zal worden veroordeeld tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

Als overwegend in het ongelijk gestelde partij zal de gemeente in de kosten van beide instanties worden veroordeeld.

6 De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

- vernietigt het vonnis van de rechtbank Arnhem van 19 maart 2008 en doet opnieuw recht;

- veroordeelt de gemeente tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

- wijst de vorderingen van De Genestet c.s. voor het overige af;

- veroordeelt de gemeente in de kosten van beide instanties, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de gemeente voor wat betreft de eerste aanleg begroot op € 2.235,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 1.545,- voor griffierecht en voor wat betreft het hoger beroep begroot op € 1.631,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op

€ 2.110,- voor griffierecht, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit arrest tot de dag der voldoening;

- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. M.M. Olthof, R.J.J. van Acht en B.J. Lenselink, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2009.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature