Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft met zijn mededader het slachtoffer bewogen tot het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, bestaande uit seksuele handelingen met een derde tegen betaling.

Uitspraak



Parketnummer: 21-000027-07

Uitspraak d.d.: 28 november 2008

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Amsterdam

zitting houdende te

Arnhem

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 22 december 2006 in de strafzaak tegen

VERDACHTE,

geboren te (plaats) op (datum) 1983,

wonende te (woonplaats), (adres).

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 25 juni 2008 en 14 november 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 juli 2006 tot en met 15 augustus 2006 te U en/of M, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen

een persoon, te weten A, door dwang en/of geweld en/of één of meer feitelijkheden heeft gedwongen en/of door bedreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie

heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (bestaande uit seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling) en/of onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die genoemde A zich daardoor tot het verrichten van die arbeid of diensten

beschikbaar zou stellen,

bestaande die dwang en/of geweld en/of die andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of die (ondernomen) handeling(en) hieruit dat

verdachte en/of zijn mededader (onder meer):

- (nadat die A had aangegeven dat ze een (klein) kind had en/of over geen

of weinig inkomen beschikte en/of veel schulden had) (meerdere malen) tegen die A hebben/heeft gezegd dat daarvoor wel een oplossing bestond en/of dat je het meeste verdient met de prostitutie en/of dat ze als prostituee per week 10.000 euro, althans een groot geldbedrag, zou kunnen verdienen en/of

- dat hij en/of zijn mededader ter bescherming de hele nacht/tijd in de buurt van die A zou(den) zijn en/of

- dat de opbrengst fifty-fifty verdeeld zou worden en/of

- dat ze kon kiezen tussen prostitutie en het smokkelen van drugs, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of

- (toen die A zei dat ze niet als prostituee wilde werken) er bij die A op hebben/heeft aangedrongen in de prostitutie te gaan en/of

- die A naar het Z in U hebben/heeft vervoerd/gebracht/begeleid en/of

- die A geld hebben/heeft gegeven om op het Z een werklocatie te kunnen huren en/of

- die A hebben/heeft gezegd welke prijs ze aan klanten moest vragen en/of wat ze moest doen om klanten te trekken en/of

- meerdere malen, althans eenmaal tegen die A hebben/heeft gezegd dat ze hen/hem niet moest naaien en/of dat ze eraan zou gaan als ze zich niet aan de afspraken hield en/of dat ze zou worden vermoord als ze zelf binnen zeven dagen uit de prostitutie zou stappen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of

- die A een (groot) deel van haar verdiensten hebben/heeft afgenomen en/of laten afgeven.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen ten aanzien van de bewezenverklaring

Door de verdediging is –zakelijk weergegeven- betoogd dat:

- er geen sprake is geweest van dwang ten opzichte van aangeefster

- aangeefster vrijwillig besloten heeft de prostitutie in te gaan

- van uitbuiting geen sprake is geweest

- er in ieder geval geen sprake is geweest van medeplegen door verdachte.

Het hof overweegt, alvorens op de verschillende aspecten van de bewezenverklaring en de gevoerde verweren in deze concrete zaak in te gaan, dat het enkele feit dat een persoon (al dan niet deels) vrijwillig in de prostitutie gaat, nog niet betekent dat er dan geen sprake kan zijn van mensenhandel in de zin van artikel 273f lid 1 onder 4 Wetboek van Strafrecht. Nadien, dus na het zich in de prostitutie begeven hebben door een persoon, door een verdachte gepleegde handelingen die met zich brengen dat die persoon belemmerd wordt in zijn/haar vrijheid om met de prostitutie op te houden (zoals bijvoorbeeld het grotendeels laten afgeven van de verdiensten uit die prostitutie), kunnen onder omstandigheden ook worden gekwalificeerd als mensenhandel.

In de tijd dat verdachte en zijn mededader aangeefster leerden kennen had aangeefster veel (onder meer financiële) problemen. Zij had als alleenstaande moeder de zorg voor haar toen zesjarige zoontje en zat tot haar nek in de schulden. Ook de moeder van aangeefster heeft verklaard over de problemen van aangeefster. Haar dochter zat bij haar thuis te huilen vanwege de vele schulden en zei dat zij er niet meer tegen kon. Er dreigde uithuiszetting vanwege een huurachterstand. Verdachte wist dat aangeefster schulden had. Hij heeft dat zelf verklaard, terwijl ook aangeefster daarover heeft verklaard. Ook medeverdachte wist van de problemen van aangeefster. Aangeefster heeft verder uitgebreid verklaard over het verloop en de inhoud van de gesprekken met verdachte en medeverdachte na de eerste kennismakingen. Er is door verdachte gezegd dat er wel een oplossing voor de schulden zou komen. Medeverdachte is vervolgens met het idee van de prostitutie gekomen en zei dat zij daarmee snel het meeste kon verdienen. In eerste instantie gaf aangeefster aan niet in de prostitutie te willen gaan. Medeverdachte probeerde haar toen steeds over te halen. Hij zat op zijn knieën voor haar en zei dat zij in een week € 10.000,-- kon verdienen. Verdachte en medeverdachte zouden ter bescherming de hele nacht bij aangeefster blijven. Toen er over prostitutie gesproken werd door medeverdachte was verdachte er ook bij. Aangeefster heeft vervolgens aangegeven dat zij er met haar moeder over wilde praten.

Medeverdachte is, nadat hij eerder niet mee wilde gaan naar de moeder van aangeefster, toch met haar meegegaan. Hij heeft toen met aangeefsters moeder gesproken en onder meer gezegd dat het maar voor een week was, dat 50% van de opbrengsten voor aangeefster zouden zijn en dat hij de huur voor de kamer zou betalen.

Uit deze hele gang van zaken leidt het hof af dat verdachte samen met medeverdachte, in de situatie dat aangeefster niet meer wist hoe zij uit de vele schulden moest komen, aangeefster hebben overgehaald om als prostituee te gaan werken. Zij hebben haar voorgespiegeld dat zij snel geld kon verdienen, bleven aandringen op haar medewerking en medeverdachte heeft zelfs min of meer bewerkstelligd dat de voor aangeefster kennelijk belangrijke instemming van haar moeder werd verkregen. Verdachte en medeverdachte hebben daarmee de kwetsbare positie van aangeefster misbruikt om haar zover te krijgen dat zij zich in de prostitutie zou begeven.

Na het gesprek tussen medeverdachte, aangeefster en de moeder van aangeefster is verdachte samen met medeverdachte en aangeefster naar het Z in U (waar aangeefster als prostituee zou gaan werken) gereden. Medeverdachte en verdachte wezen aangeefster hoe zij moest rijden. Het geld voor de huur (€ 500,--) werd door medeverdachte en verdachte betaald. Naderhand is aangeefster met verdachte en medeverdachte naar R gereden, waar zij met geld van medeverdachte een pruik heeft aangeschaft die zij zou dragen bij haar werkzaamheden op het Z. Medeverdachte legde verder uit welke bedragen zij aan klanten moest vragen en zei tegen haar dat de klanten zo snel mogelijk klaar moesten komen. Medeverdachte en verdachte waren de dagen dat zij er werkte telkens in de buurt aanwezig. Verdachte kwam telkens bij haar binnenlopen en vroeg dan aan aangeefster om het verdiende geld. Aangeefster gaf dat geld dan aan verdachte af. De opbrengsten van de eerste nacht heeft zij zo geheel aan verdachte en medeverdachte afgegeven. Verdachte kwam steeds het geld ophalen. Hij liep het meeste rond om aangeefster te beveiligen. Ook de tweede dag reden verdachte en medeverdachte weer met aangeefster mee naar het Z. Die dag bleek het geld gestolen. Medeverdachte werd toen erg boos. Hij zei tegen aangeefster dat zij hem dit niet nog eens moest flikken. Hij zou haar dood maken als zij het nog een keer zou doen. Medeverdachte zocht de hele werkruimte af naar het geld. Medeverdachte en verdachte begonnen te vloeken en aangeefster te bedreigen. De € 100,-- die zij nog wel had, heeft zij toen aan medeverdachte afgegeven. De avond erna verdiende aangeefster € 600,--, waarvan zij € 100,-- terugkreeg. De maandag daarna is medeverdachte voor aangeefster uit naar U (het hof begrijpt: naar de werkplek aan het Z) gereden. Verdachte was toen niet aanwezig. Medeverdachte ging hem even later ophalen. Die nacht kwam verdachte binnen en vroeg om het geld. Nadat aangeefster had gezegd dat zij er zelf wel op zou letten ging verdachte weg en even later kwam medeverdachte binnen die het geld opeiste. Hij zei daarbij dat aangeefster zich aan de afspraken moest houden en dat zij wist wat er zou gebeuren als zij de afspraak niet zou nakomen. Zij werd elke dag gewaarschuwd door medeverdachte dat zij die afspraken moest nakomen. Medeverdachte heeft het geld in eigen zak gestoken. De moeder van aangeefster heeft verklaard dat aangeefster de eerste avond huilend opbelde en zei dat zij dat werk niet kon, dat de twee jongens (het hof begrijpt: verdachte en medeverdachte) voor de deur stonden en dat de jongens tegen haar hadden gezegd dat zij geld moest verdienen voor hen. De jongens kwamen ook constant binnen bij haar. Zij hadden verder haar autosleutels gepakt. Na die eerste nacht kwam aangeefster bij haar moeder thuis en zei dat het geld, op € 20,-- na, door die jongens was afgepakt. Aangeefster zei dat zij wilde stoppen met het werk, maar dat niet kon omdat medeverdachte € 500,-- had betaald. Aangeefster, aldus haar moeder, wilde ook die € 1.000,--, omdat zij het geld nodig had. In de periode dat aangeefster als prostituee werkte, kwam zij vaker aan het eind van de dag bij haar moeder om te eten. Zij werd dan constant gebeld. Aangeefster zei dat verdachte haar niet met rust liet.

Aangeefster heeft verder aan haar moeder verteld dat zij op een bepaald moment geen geld meer wilde geven aan medeverdachte. Verdachte heeft toen gezegd dat zij het geld toch maar moest geven aan medeverdachte, omdat medeverdachte haar anders zou vermoorden. Aangeefster, aldus haar moeder, was bang voor medeverdachte en verdachte. Aangeefster zei ook dat verdachte de loopjongen van medeverdachte was. Verdachte zelf heeft tegenover de rechtbank verklaard dat hij na de beroving van aangeefster naar haar toeging om het geld op te halen. Zij gaf toen het geld gewoon af. Hij vermoedde dat aangeefster haar afspraken niet meer wilde nakomen en vertrouwde haar niet meer voor de volle 100 procent. Medeverdachte heeft verklaard dat hij en verdachte de helft van aangeefsters inkomsten als prostituee zouden krijgen.

Hij en verdachte zouden op haar passen en zouden daarvoor in de zes dagen dat aangeefster zou werken de helft van het geld ontvangen. Hij verklaart verder dat aangeefster de derde dag € 600,-- verdiende en hij daarvan € 500,-- kreeg. De dag daarna verdiende zij weer € 600,-- en kreeg hij € 500,--.

Het hof leidt uit het voorgaande af dat verdachte en medeverdachte aangeefster door feitelijkheden hebben gedwongen als prostituee te werken. Zij hebben haar naar de voor haar onbekende werkplek gebracht, haar instructies gegeven hoe om te gaan met klanten en de huur van de werkplek en de pruik gefinancierd. Daarmee maakten zij het daadwerkelijk aan de slag gaan door aangeefster als prostituee mogelijk en als het ware, mede gezien de problemen waarin aangeefster verkeerde, onvermijdelijk. Toen zij daarmee eenmaal aan de slag was gegaan, hebben verdachte en zijn mededader door hun gedragingen en uitlatingen aangeefster gedwongen/bewogen om te blijven werken en hebben zij in elk geval aangeefster belemmerd in haar vrijheid om te besluiten met de prostitutiewerkzaamheden te stoppen. Verdachte en medeverdachte hielden aangeefster scherp in de gaten, kwamen haar controleren en belden haar veelvuldig op als zij weer thuis was. Zij lieten aangeefster, in strijd met de gemaakte afspraken, het merendeel van het door haar als prostituee verdiende geld afgeven. Daarmee brachten zij aangeefster in een onmogelijke positie. Immers, het was aangeefster nu juist te doen om van haar schuldenlast af te komen en doordat zij bijna al het geld moest afgeven kwam daar vooralsnog niets van terecht en kon zij moeilijk anders dan aan het werk blijven. Daar komt bij dat medeverdachte, al dan niet via verdachte, aangeefster ook daadwerkelijk bedreigde als zij de afspraken niet na zou komen. De situatie na de beroving, waarbij medeverdachte en verdachte om tekst en uitleg kwamen vragen over het verdwenen geld en in elk geval medeverdachte in het bijzijn van verdachte de hele werkplek van aangeefster doorzocht, is voor aangeefster ook zeer bedreigend geweest.

De rol van verdachte bij dit alles is, anders dan door de verdediging bepleit, die van medepleger geweest. Immers:

- hij wist van de schulden van aangeefster, hield haar voor dat er wel een oplossing zou komen en was erbij aanwezig toen medeverdachte in gesprekken haar over probeerde te halen om als prostituee te gaan w werken;

- hij bracht haar samen met medeverdachte naar de werkplek aan het Z;

- hij heeft mede de huur van de werkplek betaald;

- hij ging mee naar R toen de pruik gekocht werd die aangeefster op zou moeten doen tijdens het werken;

- hij heeft – al dan niet samen met medeverdachte – tijdens het werken door aangeefster voor haar werkplek de wacht gehouden;

- hij kwam telkens het geld ophalen bij aangeefster;

- hij belde na afloop van het werk veelvuldig op naar aangeefster;

- hij was erbij toen medeverdachte aangeefsters werkplek doorzocht na de beroving;

- hij heeft tegen aangeefster gezegd dat zij de afspraken na moest komen omdat medeverdachte haar anders zou vermoorden.

Dat medeverdachte – ook in de visie van aangeefster – een grotere rol dan verdachte heeft gehad doet aan het voorgaande niet af. Door zijn rol heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan het tot stand komen van de situatie, waarin aangeefster als prostituee is gaan werken dan wel aan het in stand houden van die situatie. Die rol is meer geweest dan louter ondersteunend. Hij vormde een onmisbare schakel in het onder controle houden van aangeefster en bij het afhandig maken van het geld van aangeefster.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 juli 2006 tot en met 15 augustus 2006 te U en/of M, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen

een persoon, te weten A, door dwang en/of geweld en/of één of meer feitelijkheden heeft gedwongen en/of door bedreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie

heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (bestaande uit seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling) en/of onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die genoemde A zich daardoor tot het verrichten van die arbeid of diensten

beschikbaar zou stellen,

bestaande die dwang en/of geweld en/of die andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of die (ondernomen) handeling(en) hieruit dat

verdachte en/of zijn mededader (onder meer):

- (nadat die A had aangegeven dat ze een (klein) kind had en/of over geen

of weinig inkomen beschikte en/of veel schulden had) (meerdere malen) tegen die A hebben/heeft gezegd dat daarvoor wel een oplossing bestond en/of dat je het meeste verdient met de prostitutie en/of dat ze als prostituee per week 10.000 euro, althans een groot geldbedrag, zou kunnen verdienen en/of

- dat hij en/of zijn mededader ter bescherming de hele nacht/tijd in de buurt van die A zou(den) zijn en/of

- dat de opbrengst fifty-fifty verdeeld zou worden en/of

- dat ze kon kiezen tussen prostitutie en het smokkelen van drugs, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of

- (toen die A zei dat ze niet als prostituee wilde werken) er bij die A op hebben/heeft aangedrongen in de prostitutie te gaan en/of

- die A naar het Z in U hebben/heeft vervoerd/gebracht/begeleid en/of

- die A geld hebben/heeft gegeven om op het Z een werklocatie te kunnen huren en/of

- die A hebben/heeft gezegd welke prijs ze aan klanten moest vragen en/of wat ze moest doen om klanten te trekken en/of

- meerdere malen, althans eenmaal tegen die A hebben/heeft gezegd dat ze hen/hem niet moest naaien en/of dat ze eraan zou gaan als ze zich niet aan de afspraken hield en/of dat ze zou worden vermoord als ze zelf binnen zeven dagen uit de prostitutie zou stappen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of

- die A een (groot) deel van haar verdiensten hebben/heeft afgenomen en/of laten afgeven.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezene levert op het misdrijf:

Mensenhandel in vereniging.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – dat verdachte en zijn mededader zich – kort gezegd – hebben schuldig gemaakt aan ‘mensenhandel’. Zij hebben een kwetsbare jonge vrouw, die diep in de schulden zat, ertoe gebracht tegen betaling seksuele handelingen te verrichten met derden. Vervolgens hebben zij in tegenstelling tot eerder gemaakte afspraken het merendeel van het geld dat het slachtoffer hiermee verdiende van haar afgenomen. Door deze schandelijke vorm van uitbuiting is het slachtoffer in ernstige mate geschaad in haar lichamelijke en geestelijke integriteit alsmede in haar persoonlijke vrijheid. Het hof rekent dit verdachte in ernstige mate aan.

De vordering van de benadeelde partij A

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 3.430,95. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 1.000,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.

Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht .

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

De in beslag genomen voorwerpen

Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een mobiele telefoon van het merk Siemens.

De vordering van de benadeelde partij A:

Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, A, te betalen een bedrag van EUR 1.000,00 (duizend euro).

Verklaart de benadeelde partij, A, in haar vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op

€ 730,95.

Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd A, een bedrag te betalen van EUR 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.

Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Bepaalt dat indien en voorzover de mededader van verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Aldus gewezen door

mr J.I.M.W. Bartelds, voorzitter,

mr M. Barels en mr R. de Groot, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr H.J. Jansen, griffier,

en op 28 november 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature